Overslaan en naar de inhoud gaan
#Tax & Legal #Business Legal #Vennootschap #Boekhouding #Omzet #Maatschappen

Welke soort boekhouding is van toepassing op uw maatschap?

vrijdag 22/11/2019
Boekhoudverplichtingen maatschap

Versoepelt CBN haar eerder ontwerpadvies van mei 2019?
Naar aanleiding van het ontwerpadvies van de Commissie Boekhoudkundige Normen (CBN) dd. 15 mei 2019, werd reeds de vraag gesteld naar de draagwijdte van het begrip “omzet”, wettelijk gedefinieerd als “andere dan niet-recurrente ontvangsten”. Het is immers cruciaal te weten wat er onder “omzet” wordt begrepen: een maatschap met een omzet over het laatste boekjaar van 500.000 euro of meer, exclusief btw, is immers verplicht een dubbele boekhouding te voeren.

De CBN had met haar ontwerpadvies getracht enige duidelijkheid te scheppen omtrent de bepaling “omzet” c.q. “andere dan niet-recurrente ontvangsten”, maar slaagde hier jammerlijk genoeg niet in, integendeel. Wij stelden vast dat in het ontwerpadvies, de ontvangsten niet beperkt werden tot opbrengsten, meerwaarden of vruchten. Het toepassingsgebied was dus mogelijks groter dan initieel werd gedacht, hetgeen voor enige opschudding zorgde in hoofde van menig adviseur.

CBN advies 2019/11

Uiteindelijk is de CBN op deze problematiek teruggekomen met haar definitief advies van 16 oktober 2019, waarin zij haar eerder ontwerp grotendeels bevestigt. Zodoende wordt met ontvangsten bedoeld: alle ontvangsten ongeacht of deze een opbrengst uitmaken in de zin van een boekhouding gevoerd volgens de regels van het dubbel boekhouden.

Wat zijn nu de gevolgen voor uw maatschap?

De uitgebreide definitie van “omzet” die door de CBN werd gehanteerd zorgde voor heel wat vragen in het kader van de werking van een familiale maatschap. Er zijn immers tal van “uitzonderlijke ontvangsten” die o.i. niet als “omzet” kunnen kwalificeren. Denken we maar aan de terugbetaling van een lening, de verkoopprijs van de aandelen van het familiebedrijf, de ontvangst van een kapitaalsvermindering, enz. … Indien deze “ontvangsten” mee in aanmerking zouden moeten worden genomen voor de bepaling van de omzetgrens van 500.000 euro, zouden inderdaad heel wat maatschappen een dubbele boekhouding moeten voeren.
Opvallend is dat de CBN, specifiek wat betreft de (familiale) maatschap, in haar definitief advies toch een voorbeeld aanreikt waaruit we kunnen afleiden dat eerder uitzonderlijke ontvangsten als niet-recurrent moeten worden gezien en dus buiten beschouwing kunnen worden gelaten. Het voorbeeld betreft volgende situatie:

Het vermogen van een maatschap bestaat uit een aandelenparticipatie en een bankrekening, de maatschap heeft geen schulden. De maatschap houdt deze aandelenparticipatie, die bestaat uit 9 procent van de aandelen van een naamloze vennootschap, reeds vele jaren ongewijzigd aan en ontvangt hieruit een jaarlijks dividend van 130.000 euro. Tijdens het boekjaar wordt opnieuw een dividend ontvangen van 130.000 euro, wordt een superdividend ontvangen van 400.000 euro en wordt vervolgens 1 procent van de aandelenparticipatie verkocht voor een bedrag van 300.000 euro. De bankrekening genereert tijdens het boekjaar een interest van 300 euro. Het bedrag van de andere dan niet-recurrente ontvangsten bedraagt in dit geval 130.300 euro.

Wij stellen vast dat recurrent aldus gelezen moet worden als herhaaldelijk of op regelmatige basis, in die zin dat de winstgevende handelingen c.q. activiteiten van de maatschap recurrent zijn (en dus in aanmerking moeten worden genomen voor het bepalen van de omzet), indien zij door de desbetreffende maatschap op regelmatige wijze worden gesteld. Ontvangsten ten gevolge van een regelmatige verkoop van aandelen (bv. via de beurs), worden bijgevolg geheel in aanmerking genomen ter bepaling van de omzet, ongeacht hun boekwaarde. Het eerder speculatief karakter, alsook het makkelijke aan-en verkoop procedé van dergelijke transacties op de beurs, doet eigenlijk al vermoeden dat ontvangsten hieruit recurrent zijn. Daarentegen, verkoopt de maatschap uitzonderlijk een (deel van) participatie in een werk- of holding vennootschap, dan zal dit niet leiden tot een “omzet” in hoofde van de maatschap.

Daarenboven verduidelijkt de CBN dat ontvangsten van de maatschap die omwille van hun eenmalig of uitzonderlijk karakter, niet meegenomen moeten worden in de bepaling van de omzet. Zo zal een superdividend dat wordt toegekend in één welbepaald boekjaar bijkomend aan het jaarlijkse gewone dividend door de vennootschap, niet meegenomen moeten worden in de beoordeling van de omzet van de maatschap. De CBN lijkt hiermee gehoor te hebben gegeven aan onze bemerkingen, recent uiteengezet in het vaktijdschrift Accountancy Actualiteit (nr. 2019/13).

Tussendoor merken wij nog op dat de beoordeling van het herhaaldelijk karakter van de handeling een subjectieve oefening is en blijft, waarbij verschillende interpretaties mogelijk zijn.
Daarnaast blijft het ook, ondanks hogergenoemd voorbeeld, onduidelijk hoe breed het begrip “ontvangsten” reikt. De CBN beperkt haar voorbeeld door te stellen dat interesten op een bankrekening een ontvangst uitmaakt, hetgeen reeds onbetwist was. Maar wat met de ontvangen meerwaarden of terugbetaling van kapitaal op een beleggingsportefeuille gehouden door de maatschap? Of interesten/dividenden die al werden toegekend, maar nog niet werden betaald? Zijn dit ontvangsten of niet? Dit is uit het betreffende advies van de CBN niet op te maken, en zal in de toekomst moeten blijken.
Tot slot licht het advies nog kort de inwerkingtreding van deze wettelijke verplichting toe. Bestaande maatschappen, opgericht vóór 1 november 2018, zijn onderworpen aan deze bepalingen vanaf het eerste volledig boekjaar dat aanvangt na 30 april 2019. Voor maatschappen waarvan het boekjaar gelijk loopt met een kalenderjaar wil dit dus zeggen dat de nieuwe regels van toepassing zijn voor het boekjaar 2020. Maatschappen opgericht na deze datum, zijn meteen aan deze bepalingen onderworpen, dus vanaf boekjaar 2019.

Conclusie

Het definitief CBN advies dat o.m. de boekhoudkundige verplichtingen van de maatschap behandelt, brengt slechts in beperkte mate nieuwe inzichten bij. De beoordeling van het recurrente karakter van een ontvangst blijft o.i. voor discussie vatbaar. Daarenboven blijft het voor de praktijk onduidelijk of welbepaalde inkomsten (cfr. terugbetaling kapitaal, behaalde meerwaarden) kunnen kwalificeren als ontvangsten. Zolang hieromtrent geen duidelijkheid wordt verschaft, lijkt een restrictieve interpretatie van het begrip ontvangsten gerechtvaardigd.

Wanneer de maatschap een omzet van 500.000 euro of meer heeft en bijgevolg een dubbele boekhouding moet voeren, zal dit quasi altijd de tussenkomst van een professional vereisen. Vanzelfsprekend zal dit onvermijdelijk leiden tot een bijkomende kost in hoofde van de maatschap.

Toch is er nog een toekomst voor de maatschap. Het feit dat de boekhouding van de maatschap in geen geval gepubliceerd moet worden, maakt de maatschap als instrument van de vermogensplanning voor velen zeer gewenst. De ruime statutaire vrijheid, het onderhands karakter alsook de (beperkte) wettelijke formaliteiten, blijft velen (terecht) overtuigen een maatschap aan te wenden in het kader van hun vermogens- en successieplanning.

 

Deze artikels zijn voorbehouden voor publicatie in de nieuwsbrief Fiscale Wenken.

Neem contact op met één van onze experten

Peter Meeuwssen

Peter Meeuwssen

Partner Moore Law

Contact
Laurens Gastmans

Laurens Gastmans

Associate Moore Law

Contact